Bijna Dood Ervaring

Aan de andere kant van de spiegel
kort verhaal over een fictieve bijna-dood-ervaring

Zeven dagen en nachten bevind ik mij nu al in deze toestand. Vrij al een vogel kan ik mij verplaatsen. Afstanden, muren en sloten hebben voor mij geen betekenis meer.

Ik – of wat daarvan over is, laten we zeggen: mijn geest – gaat met de snelheid van de gedachte naar elke willekeurige plaats die ik wil bezoeken. Het meest intrigererende en eigenlijk ook het meest leerzame van deze nieuwe toestand is, dat het innerlijk, ja zelfs de meest intieme gedachten van de mensen die mij dierbaar zijn, voor mij zo doorzichtig zijn geworden als glas. Moeiteloos lees ik hun gedachten, registreer ik hun geheime bedoelingen en voel ik wat er op elk moment door hen heen gaat. Alleen daarom al hoop ik nog eventjes zo, in deze sfeer, te mogen blijven. Veel kans is daar echter niet op. Reeds voel ik me sterker en sterker aangetrokken tot mijn lichaam, dat amechtig ligt uitgestrekt op de intensive care van het AMC. Via dunne slangetjes en draden wordt het in leven gehouden. Waarschijnlijk is het nog slechts een kwestie van uren voordat mijn geest weer onderduikt in dat toegetakelde lichaam. Het begint zich steeds meer te roeren, alsof het al een aanloop neemt om zich uit zijn staat van doffe bewusteloosheid te bevrijden. Daarmee komt er een eind aan de meest wonderlijke ervaring die ik ooit in mijn leven heb gehad.

De medici hebben hun werk goed gedaan, dat moet gezegd. Nadat ik met snijbranders uit het wrak van mijn auto was verlost, heb ik, op een afstandje boven de plaats van het ongeval zwevend, kunnen volgen hoe in het wit geklede ziekenbroeders mijn lichaam op een brancard legden. Daarna droegen ze mij naar een ambulance die al met draaiende motor en wijd opengeslagen deuren gereed stond. Tien minuten later lag ik met ontbloot bovenlijf op een operatietafel. De instrumenten waarmee ze mijn borstkas openmaakten fonkelden koud in het schijnsel van de felle kwiklampen. Op gedempte toon hoorde ik ze elkaar aanwijzingen geven. Eén van hen ploegde met een tang en een pincet in mijn borst. Toch voelde ik daarbij geen pijn, integendeel: terwijl ze met mijn lichaam bezig waren in een poging om de levensgeesten weer op te wekken, keek ik vanaf een plaats ergens bij het plafond belangstellend toe. Daarbij viel het me op dat de arts die mij met zijn gereedschap bewerkte al wat begon te kalen op zijn kruin. Ook merkte ik wat hij op dat ogenblik dacht. Eerst geloofde ik dat hij onophoudelijk tegen zijn collega’s stond te praten, maar toen ik een wat andere positie innam – iets wat mij verrassend weinig moeite kostte, ik bevond mij ogenblikkelijk daar waar ik mij wílde bevinden – zag ik dat zijn lippen daarbij niet bewogen. Toch hoorde ik hem heel duidelijk praten: “Drie ribben gebroken, shock, veel bloedverlies. Gevaar voor een hartstilstand, maar hij zal het wel redden. Rare knuppel trouwens. Marie zei dat ‘ie zomaar in z’n eentje tegen de vangrail was aangereden. Dronken misschien? Hm, niks van gemerkt. “

Hij blikte even op het apparaat dat mijn hartslag grafisch weergaf. Plotseling vertoonde de naald, die een onregelmatig berglandschap tekende op een draaiende rol, geen uitslagen meer. Er ontstond commotie onder het personeel; op een wagentje met wielen eronder reden ze een elektrisch toestel naar de operatietafel. Elektroden werden op mijn borst bevestigd. Bij elke stroomstoot voer er een huivering door mijn lichaam. Maar het had succes: even later schoot de naald weer omhoog en beschreef in scherpe dalen en pieken het pulseren van de hartkamers. Vervolgens werd mijn borstkas weer met dunne, transparante draden dichtgenaaid

Vreemd eigenlijk dat ik helemaal geen pijn voelde terwijl er van alles en nog wat met mijn lichaam werd uitgevreten. Of was ik dat misschien toch niet, dat toegetakelde lichaam op die operatietafel? Het droeg wel dezelfde broek die ik vanmorgen had aangetrokken. Ook had het ongeveer mijn gezicht, maar door de vele snijwonden op het voorhoofd en de wangen was het niet zo duidelijk herkenbaar. Het haar klopte precies. Wat mij tenslotte overtuigde was de ring om de ringvinger van mijn rechterhand. Ik zweefde naderbij om hem goed te bestuderen. Geen twijfel mogelijk: het vertoonde exact dezelfde inkepingen als mijn eigen ring; ik was getuige van mijn eigen operatie!

Zou het me lukken om Carla te waarschuwen, om haar ervan te overtuigen dat ik was verongelukt maar toch niet dood was? Levend, maar toch niet in mijn lichaam? Ik hernam mijn oude positie bij het plafond om na te denken. Goed: ik kon de gedachten van anderen opvangen. Maar konden anderen dan ook míjn gedachten lezen? Het was te proberen. Ik dacht aan Carla.

Tot mijn verbazing bevond ik mij in een oogwenk bij haar in de kamer. Zij zat met onze Roelof op schoot en voerde hem een fruithapje. Ik ging vlak voor haar staan en probeerde haar aan te raken, maar ze reageerde niet. Ze babbelde wat tegen de baby, die smakkende geluidjes maakte en haar met zijn grote, heldere ogen aankeek.

Haar lippen bewogen niet, maar net zoals bij de chirurg die ik ook hardop had horen denken, ving ik haar gedachten op. Ze dacht erover na om straks, als ik thuis zou komen, nog even de stad in te gaan om babykleertjes te kopen. Maar misschien deed ze dat morgen wel, ze voelde zich zo moe. “Bah, er is ’s nachts ook altijd wel wat”, dacht ze, “is het niet Roelof die ’s nachts een kik geeft, dan is het wel Anton die om drie uur ’s nachts onze kamer komt binnenrennen omdat ‘ie naar gedroomd heeft. Henry gaat ook veel te laat naar bed, trouwens. Vaak zit ‘ie tot een uur of twee tv te kijken of te lezen, helemaal in trance. En maar roken ondertussen: daar moet ‘ie maar ‘es mee ophouden, die lummel!”

Ik schrok, probeerde een verontschuldiging te bedenken. Ik bracht mijn gezicht vlak bij het hare. Maar ze keek van me weg naar de klok. Ze deed gewoon alsof ik niet bestond. Dat was wel het toppunt! Eerst zulke gemene gedachten over mij en dan dít! Even vergat ik mijn nieuwe toestand, maar al snel gaf ik mijn verzet op. Verder argumenteren was zinloos. In dit onlichamelijke bestaan was ik slechts toeschouwer: alles ving ik op, elk woord, elk gevoel en elke gedachte, maar ik kon nergens ingrijpen; ik moest steeds machteloos toezien wat er allemaal met en om mij heen gebeurde. Dit was de totale aanvaarding, ik moest berusten in mijn nieuwe toestand. Was dit dan misschien de hel? Moest ik minutieus vaststellen wat de uitwerking van mijn daden was geweest, wat ik allemaal op aarde had teweeggebracht? Maar ik leefde toch nog? Was mijn hart soms niet weer opnieuw gaan kloppen, daar in het AMC? Had ik niet gezien dat ze mij op een brancard hadden weggereden naar de intensive care, met allemaal draadjes en slangetjes aan mijn armen en neus? Ik moest meer te weten zien te komen over deze situatie; misschien kon ik mij er dan uit bevrijden. Ik dacht aan mijn lichaam. Hoe zou het daar mee zijn? Ogenblikkelijk was ik weer terug in het ziekenhuis.

II

Het eerste wat mij opviel toen ik mijn lichaam herkende in het halfduistere zaaltje van de intensive care was, dat er een grote zuurstoffles naast mijn bed stond. Kennelijk waren ze nog steeds bang dat ik onverhoeds de pijp uitging. Ik probeerde het ding met mijn vingers te betasten, maar ze gleden erdoorheen. Stom natuurlijk: ik was immers onstoffelijk geworden, een geest! Ik kon overal naartoe gaan, het maakte niet uit: ik hoefde me alleen maar te concentreren, en hup, daar was ik al! Eigenlijk vond ik dat heel vermakelijk, evenals het feit dat de gedachten van anderen een open boek voor me waren geworden. Als mijn lichaam weer in orde was, kon die kennis me nog goed van pas komen. Stel je voor wat ik allemaal niet te weten kon komen: staatsgeheimen waren voor mij een peuleschil, vrienden, vriendinnen, familie, mijn ellendige buren…….ze hadden voor mij geen geheimen meer! Later kon ik ze dat nog wel ‘es onder de neus wrijven. Bij die gedachte alleen al lachte ik in mijn astrale vuistje. Waar zou ik het eerst naartoe gaan? Ach, dat zag ik straks nog wel. Eerst eens kijken wat ik in deze toestand allemaal nog meer kon doen. Mijn denken was zo lekker scherp en helder geworden, alsof er een sluier voor mijn geest was weggetrokken. Dat kwam natuurlijk doordat ik geen lichaam meer had. Of, beter gezegd, ik had er nog wel een, maar mijn geest was eruit gefloept en ging nu op eigen kracht verder. Mijn gedachten waren als intercity verder gegaan, bevrijd van alle zwaarte. Ik kon zelfs ín de lichamen van mensen kijken: als ik me daarop concentreerde, zag ik de sappen door hun organen stromen. Ook zag ik duidelijk voor me wat mensen mankeerde: rokers herkende ik aan de zwarte teerafzetting in hun longen, gezwellen waren kleine, sponsachtige vormen die zich meestal in de buik hadden genesteld. Als ik me nog dieper concentreerde, zag ik zelfs waarom mensen deze aandoeningen hadden opgelopen. Dit prikkelde mijn nieuwsgierigheid en ik maakte een rondje door een paar zalen van het ziekenhuis. Van elke patiënt stelde ik vast wat er met hem of haar aan de hand was. Doodsimpel eigenlijk, het was alleen maar een kwestie van concentratie.

Plotseling schrok ik van een gedachte die bij me opkwam: stel je voor dat er méér mensen waren zoals ik, die nog met een dunne draad met hun lichaam verbonden waren en naar believen de gedachten van anderen konden lezen. Die zouden dan ook kunnen nagaan wat ik dacht en voelde. Of niet soms? Waren mijn gedachten eigenlijk wel zo zuiver? Toch nam ik nergens zulke mensen waar. Maar het kón natuurlijk zijn dat zij onzichtbaar voor me waren, óf dat ik ze niet als zodanig herkende omdat ze er net zo uitzagen als mensen die nog wel in hun lichaam zaten. Kortom: hadden ze nog een lichaam, hoe ijl dan ook? In het laatste geval zou ik ook mijn eigen gedaante moeten kunnen zien. Stom dat ik daar nog niet aan had gedacht. Alles was ook zo nieuw en vreemd voor mij. Als er nog meer van zulke losgeslagen geesten bestonden, zouden ze vast en zeker benieuwd zijn naar de toestand van hun lichaam. En die lichamen lagen op de intensive care…. Ik staakte mijn rondje door de zalen en concentreerde me.

III

Anders dan de vorige keer was het nu heel licht in het zaaltje waar ik mijn lichaam achtergelaten had. Stuifmeellicht dwarrelde door het vertrek, te vergelijken met de stofbanen zonlicht die op een hete zomerdag door een dakraam binnenvallen. In dat wervelende schijnsel ontdekte ik een paar gestalten die gebogen stonden over enkele bedden. Als in trance staarden ze naar de vrijwel roerloze lichamen die daarop lagen uitgestrekt. Deze geesten schenen geen notitie van elkaar te nemen: ieder had uitsluitend oog voor zijn eigen ellende. Ik voelde hun verwarring, merkte hoe ze zich koortsachtig probeerden te herinneren wat er gebeurd was en waarom ze buiten hun lichaam waren geslingerd. Ze zagen er uit als gewone mensen, maar toch waren ze anders: ze waren iets groter dan normaal. En mijn eigen lichaam dan? Ik had tot nog toe altijd het idee gehad dat ik op de één of andere manier nog lijfelijk bestond, als geest wel te verstaan: een soort geestelijk lichaam als voertuig van mijn gedachten. Maar gezien had ik het nog niet. Nu werd ik zelf echter ook zichtbaar, gewoon door mijn aandacht erop te richten. Ik keek naar mezelf en zag dat ik de kleren droeg die ik vlak voor het ongeluk ook had gedragen. Alles leek iets uitvergroot, maar verder was er geen verschil. En plotseling schoot me iets te binnen wat ik al zo vaak in boeken over spiritualiteit en parapsychologie gelezen had, nl. dat het etherische lichaam iets groter is dan het stoffelijke lichaam. Dat was dus de oplossing van het raadsel. Nog één belangrijke, wat beklemmende vraag bleef er over. Ik had een aantal gestalten gezien van mensen die in coma lagen, net als ik zelf. Maar waren hier misschien ook andere wezens, geesten van gestorven, of misschien zelfs wel…..engelen?

IV

“ Draai je ‘es om”.

Ik schrok. De stem die gesproken had, had vlak achter me geklonken. Het was een zachte vrouwenstem. Dus toch…..? Het leek me de hoogste tijd om te verdwijnen, terug naar Carla of zo. Toch hield iets me op deze plek gevangen. Kwam dat misschien door de vertrouwelijkheid van de stem die tot me gesproken had? Aan wie die stem toebehoorde wist ik niet, maar ze scheen geen kwade bedoelingen te hebben. Mijn nieuwsgierigheid won het van mijn angst. Langzaam draaide ik mijn hoofd om.

“ Wees maar niet bang, je bent veilig. Ik moet je iets vertellen, Henry!”

Dit kon niet waar zijn, ik hield het haast niet meer uit! Daar stond een vrouwengestalte in een lange, sneeuwwitte mantel die haar vrijwel tot de voeten reikte. Haar lange haar hing los om haar schouders. Ze keek me vriendelijk aan. “ Wie… wie ben je? Wat wil je? Ben ik dan al….. dóód? Waarom houden ze mijn lichaam dan nog in leven?”

Ze schudde haar hoofd. “Niet dood”, sprak ze, “je ligt in coma. Je bent nu in het overgangsgebied, je zweeft tussen leven en dood. Maar je zult weer beter worden, en wel zeer binnenkort. Over een week zul je uit het ziekenhuis worden ontslagen. Ben je nu tevreden?”

Ze wachtte af om het effect van haar woorden vast te stellen. Onbewogen bleef ze me aankijken.

“ Hoe weet je dat?”, vroeg ik. “Hoe kun je mij bewijzen dat je gelijk hebt? Misschien is dit alles maar een droom en word ik morgenvroeg weer naast Carla wakker.”

“ Dat geloof je toch zelf ook niet?”, sprak ze. “Je was aanwezig bij je eigen operatie. Later dwaalde je door enkele zalen van dit ziekenhuis om na te gaan voor welke kwalen de patiënten waren opgenomen: je keek met je geestelijke ogen ín hun lichaam. Is dat alles geen voldoende bewijs dat je uitgetreden bent? En wat die voorspelling betreft: je kunt me vertrouwen. Vóór dat ongeluk op de snelweg was ik jouw beschermengel, en dat ben ik nog. Het is mijn taak om je geweten wakker te houden en je te wijzen op jouw taak in het leven.”

“ Mijn beschermengel?”, vroeg ik. “Waar was je dan toen ik verongelukte? Waarom heb je me niet gewaarschuwd? Als je werkelijk mijn beschermengel bent, had je dat toch zien aankomen? Nou?”

“ Als jij na een doorwaakte nacht achter het stuur kruipt om een verre kennis op te zoeken, hoewel je nauwelijks in staat bent om te rijden, is dat jouw eigen verantwoordlijkheid. Je bent onderweg tegen de vangrail opgebotst; de rest is je bekend. Wat verwacht je dan van mij? Tegen dat soort ellende kan ik je niet beschermen. Wél kan ik ervoor zorgen dat alles weer in goede banen wordt geleid als je brokken hebt gemaakt. Tenminste, als dat bij je levensweg past. Zoniet, dan sta ik volkomen machteloos.”

Ze keek me doordringend aan. Wist ze welke vraag ik nu wilde stellen?

“ Ik begrijp het”, antwoordde ik. “Je spoort me aan om verstandig met mezelf om te gaan, maar verder laat je het aan mijzelf over wat ik feitelijk doe. In dit geval heb ik mezelf schromelijk overschat. De gevolgen ervan zal ik zelf moeten dragen. Maar hoort dit alles misschien ook bij mijn….. hoe zal ik het zeggen… bij mijn lot, of hoe je dat ook noemen wilt?”

“ Nee, niet precies. Maar nu het toch is gebeurd, krijg ik de kans om je iets te leren. Je zweeft nu tussen leven en dood: dat is een gebied met veel gevaren, maar ook met veel mogelijkheden. Je kunt er de wereld van de geest leren kennen. De diepere natuur van de menselijke psyche is er in zijn volle omvang zichtbaar, tenminste, als je de wetten kent die dit gebied regeren. Je hebt er al iets van opgestoken. Zo heb je gemerkt dat je in staat bent om andermans gedachten te lezen. Ook drong jouw blik in menselijke lichamen door. Je zag er de werking van organen en hoe beschadigde weefsels die werking kunnen blokkeren. Tenslotte leerde jij je te concentreren op het waarnemen van andere bewoners van dit gebied.

Geloof me, de menselijke geest, ook de jouwe, is tot ongelofelijk veel in staat mits het bewustzijn voldoende is gerijpt. Tijdens het leven lukt het zelden om al die mogelijkheden te leren kennen, laat staan om al die mogelijkheden te leren beheersen. Maar na de dood, en eigenlijk ook al in dit overgangsgebied, is dat een stuk gemakkelijker omdat de mens dan van alle beperkingen van het lichaam is bevrijd. Een pure geest kan zich het best in zijn eigen sfeer ontplooien. De aarde, het leven daar, is een leerschool om ook in de trage, taaie wereld van de materie zielekrachten te ontwikkelen, daarin standvastig te worden en te blijven. Geestelijke groei, ontwikkeling van liefde voor jezelf en anderen, openheid en ontvankelijkheid voor Christus, daar komt het op aan. Er is geen andere weg.”

In gedachten verzonken bleef ik voor haar staan. Het was alsof een oud weten, een oeroud besef van god-weet-waar, weer in me open ging. Het begon me te duizelen. De omgeving vervaagde, maar de lichtende gestalte bleef.

Even later bevonden we ons allebei op een soort bergweide. Een groen, glooiend landschap, ingeklemd tussen indrukwekkende alpenreuzen, was zichtbaar. Boven een bergmassief in het oosten gloorde licht: geel, purper, violet. Het leek wel alsof de zon op het punt stond om op te komen.

V

Verwonderd nam ik mijn nieuwe omgeving in mij op. Het landschap ademde een diepe, intensevrede. Alsof de natuur hier tot rust, tot haar uiteindelijke bestemming gekomen was: een sereniteit die akelig aangenaam aandeed. Rondom heerste diepe stilte: de natuur hield haar adem in, wachtend op de dingen die komen gingen.

De jonge vrouw was naast me komen zitten. Ze keek naar de bergtop in oostelijke richting. Ik volgde haar blik.

Majestueus doorschoten de eerste stralen zonlicht het zwerk. De bovenste hellingen van een alpenreus schuin voor ons werden verlicht; traag kroop een brede baan licht langs de glooiingen naar beneden. Een tweede en een derde bundel volgden, en al spoedig was in het hele dal de blauwwitte waas van de morgendauw veranderd in een witte deken, die door de inwerking van het klimmende licht oploste. Op de hellingen openden bloemen in allerlei kleurschakeringen hun knoppen. Dieren, die ik tot nu toe nog niet had opgemerkt, kwamen aanlopen over de bergweide. Argeloos vlijden ze zich neer in het sappige gras. De bomen begonnen zacht te ruisen in de koele bries, die vanuit de bergen werd aangevoerd. Vlak achter ons hoorde ik het geklater van een beekje. Nog steeds was er buiten ons geen mens te zien.

Bij het zien van zoveel schoonheid hield ik de adem in. Het was alsof de intense, diepe vrede van deze sfeer al mijn pijn en verdriet, die ik op aarde had geleden, liefdevol oploste, transformeerde tot een diepe, onuitsprekelijke vreugde die gloeide in mijn borst. En als nooit tevoren besefte ik hoe breekbaar en pijnlijk het leven op aarde vaak is, hoeveel angst, verdriet en onvrede wij mensen steeds wegdrukken om maar in de illusie te kunnen geloven dat wij het zo slecht nog niet hebben: de kruip-sluipwegen van de zelfbegoocheling, de mythe van een gelukkig aards bestaan. Vergeleken bij deze alomtegenwoordige vrede, dit bovenaardse geluk, waren dat hersenschimmen, liedjes die wij floten in het donker om onze eigen angst maar niet te voelen. Als dit onze uiteindelijke bestemming was, hadden wij nog mijlenver te gaan. Toch was ook dít werkelijkheid en was het mogelijk om dit te beleven. Al die tijd had mijn beschermengel geen woord gesproken. Ze gaf me gelegenheid dit alles in me op te nemen. Eindelijk verbrak ze de stilte.

“ Vóór je zie je het gebied dat wij het ‘Morgenland’ noemen. Dat is de eerste lichte sfeer. Er zijn andere, nog hoger dan deze. In dit gebied komen die zielen terecht, die zich van de zwaarte van het aardse bestaan hebben bevrijd. Ze hebben hun hang naar al het tastbare, naar stoffelijk bezit, overwonnen. Hier worden ze opgevangen door gidsen, begeleiders die hen gereed maken voor een taak in de geestelijke wereld. Die kan eruit bestaan dat ze voortaan de nog op aarde levende mensen moeten begeleiden als geestelijke gids, als beschermengel. Ook bestaat er de mogelijkheid dat ze afdalen in de duistere sferen, waar de zielen verblijven van mensen die nog gevangen zitten in de kringloop van wantrouwen, jaloezie en haat. Velen dalen af en vinden daar hun taak. Anderen bekwamen zich hier in een bijzondere taak, bv. het doen van uitvindingen op allerlei gebied, die dan vervolgens d.m.v. inspiratie of in dromen aan de mensheid worden doorgegeven. De mensen op aarde denken wel vaak dat ze een belangrijke uitvinding of ontdekking hebben gedaan, en ze laten zich daar dan graag uitgebreid om fêteren, maar de oorsprong van hun briljante invallen en ideeën ligt hier, in deze sfeer, waar talloze zielen samenwerken om de mensheid op een hoger geestelijk plan te tillen. Soms gebeurt het ook dat een ontdekking, die door een mens is gedaan, door ons toedoen weer spoorloos verdwijnt: ook in de duistere sferen wordt namelijk wetenschap bedreven. Ook daar staan de mensen voor open, maar het hoeft verder geen betoog dat dergelijke uitvindingen een zeer schadelijke uitwerking hebben. Als het de ontwikkeling van de mens té zeer in gevaar brengt, worden de sporen ervan door engelgeesten uigewist. Verder wordt in de sferen van licht ook kunst bedreven. Het is alleen van een andere orde dan op aarde.”

Ze keek me aan. “Heb je nog vragen?”

Eindelijk stelde ik de vraag die al die tijd op mijn lippen had gebrand. “Wat is dan míjn taak op aarde? Dat is me nog steeds niet duidelijk!”

“ Ieder mens voelt in zich de aandrang om iets tot stand te brengen wat met zijn of haar leven ten nauwste samenhangt, iets wat hem geestelijk verder brengt. Nog vóór hij naar de aarde afdaalt om geboren te worden, wordt hem zijn levensopdracht duidelijk gemaakt. De één wordt er geboren om er kunst te brengen, de ander om het lijden van anderen te verlichten, weer een ander om door allerlei obstakels en beproevingen heen tot geestelijk inzicht te komen. Het uiteindelijke doel, de richting waarin wij ons allemaal bewegen, is om verrijkt met allerlei ervaringen terug te keren naar het goddelijk licht waarin wij ons bestaan zijn begonnen. Welke wil, welke aandrang voel jij steeds in je leven?”

“ Het is zo dubbel allemaal. Ik wil beter met mezelf en anderen leren omgaan. Mijn natuur is zowel schuchter en teruggetrokken als fel en geëmotioneerd. Wat wil ik bereiken? Het is mijn drang naar kennis van alle oeroude, peilloos diepe vragen van het bestaan, vragen naar doel, oorsprong en zin, die me steeds voortdrijven. Díe wil ik oplosen, ontrafelen, er zo diep mogelijk in doordringen, zo diep als als voor een mens mogelijk is. God-weet-waar die drang vandaan komt, maar ze is er, sterk als een natuurkracht, een kracht, een macht die me steeds voortstuwt. Tegelijkertijd leeft in mij ook de drang om anderen te helpen, iets voor hen te betekenen. Daar wil ik over schrijven, over al deze vragen én over de antwoorden die ik met vallen en opstaan vind. Het is een vaag geheel, maar dit is wat er in me leeft. Ik ben nog steeds op zoek naar een toepassing van dit alles, naar een manier om dit vorm te geven.”

“ Wat vind je dan het belangrijkst van al de dingen die je genoemd hebt? Wat heeft voor jou het meeste gewicht?”

“ Eigenlijk weegt voor mijn het liefdevol en evenwichtig omgaan met anderen het zwaarst: ik heb het gevoel dat ik dat allereerst onder de knie moet krijgen en dat de rest dan op den duur wel zal volgen.”

“ Dan is het beter daar eerst mee te beginnen. Ook de situatie waarin je nu leeft biedt daarvoor allerlei mogelijkheden. Je hoeft het echt niet zo ver te zoeken. Waarom ben je eigenlijk zo schuchter? Als je opener en met minder scrupules anderen tegemoet treedt en je angsten wat opzij weet te zetten, zul je al gauw merken dat ook dat geestelijke waarnaar je op zoek bent, snel binnen je bereik komt. Ik geloof dat dit al voldoende voor je is.”

Ze was opgestaan. “Ga nu”, sprak ze. “Ga terug om je taak af te maken. Ik weet dat dat niet gemakkelijk voor je is. Maar als je overwint zul je op den duur dit Morgenland bereiken. Jouw verlangen bracht jou hier: geef dat sterke oerverlangen naar wijsheid en liefde nu handen en voeten en, alsjeblieft, zie niet om in wrok naar mensen die je pijn hebben gedaan. Beleef liever je verdriet dan boos te zijn op anderen. Als je dat van me aanneemt is er geen macht meer die je zal kunnen tegenhouden om te komen waar je wilt zijn: het ‘Morgenland’.

Ik stuur je nu terug naar de aarde, zodat je daar kunt doen waarvoor je geboren bent. Maar eerst mag ik je nog iets laten zien van een hogere wereld, waar al het licht en al het leven zijn oorsprong vindt. Bewaar die herinnering in je hart: het zal je sterken op je verdere levensweg.”

Zegenend hief ze haar armen naar me op. Ik knielde neer. Daarop zonk ik weg. Het berglandschap vervaagde concentrisch rond de stralende aanblik van haar gelaat. Toen ook dat verdwenen was, hoorde ik even nog haar stem, die van heel uit de verte klonk: “Ooit zullen we elkaar weerzien. In het Morgenland.”

VI

Het was alsof ik door een reusachtige hand werd opgetild. Ik bevond mij in de ruimte. Pijlsnel bewoog ik mij voort in de richting van een stralende ster, die alle andere in glans overtrof. Hoewel ik mij met een duizelingwekkend vaart verplaatste, leek die ster maar heel langzaam naderbij te komen. Ik kan niet zeggen of het uren of minuten geduurd heeft: tijd leek hier niet te bestaan. Wel weet ik, dat het licht van de ster oogverblindend was, alsof je overdag met het blote oog naar de zon keek.

Geleidelijk wenden mijn ogen aan het felle schijnsel. Wat ik toen zag, tartte elke beschrijving. Op het oppervlak van die ster zag ik een stad, gebouwd van het helderste, puurste licht: hij was cirkelvormig en omgeven door een hoge muur waarin diamanten flonkerden. De stad lag op een berg en had op regelmatige afstanden poorten, waardoor engelgestalten in en uit gingen. Hun gewaden blonken als de zon. Ook kon ik enkele van de hoogste gebouwen onderscheiden, maar als in een soort nevel, zoals je vanaf de vaste wal een eiland kunt zien liggen waarvan alleen een paar hoge duinen en kerktorens zichtbaar zijn. Midden in die stad stond een soort paleis. Het leek alsof al het licht dat ik zag daarvan uit leek te gaan.

Tranen vulden mijn ogen. Er viel niets meer te zeggen: er heerste hier een volkomen vrede en stilte. Een enorme afstand scheidde mij nog van die stad, maar toch raakte deze aanblik me midden in mijn hart. En opnieuw zonk ik weg. Het laatste waar ik me nog bewust van was, was het kloppen van mijn eigen hart. Toen werd alles duister voor mijn ogen.

VII

Ik werd wakker van een felle pijnscheut in mijn borst. Onwillekeurig spande ik de spieren in mijn nek en schouders, maar de pijn verergerde daardoor alleen maar. Ik sloeg m’n ogen op en keek om me heen. Wat was er gebeurd? Had ik al die tijd geslapen? Waarom zaten er dan allemaal slangetjes in mijn armen en neus?

Het leek wel alsof ik een hele tijd gedroomd had, een zeer levendige droom waarin ik aan de hand van een jonge vrouw een bergwandeling had gemaakt en had gekeken naar een zonsopkomst. Ik sloot mijn ogen weer en probeerde mij te herinneren wat zich tijdens die droom allemaal had afgespeeld. Stukje bij beetje kwam het ene fragment na het andere weer boven. De diepe vrede en het onuitsprekelijke geluk dat ik daarbij had ervaren, trilden nog in me na. Ze vormden een schril contrast tot de stekende pijn die ik voelde in mijn borst. Als die droom toch ‘es op waarheid berustte, dan….

“ Mijnheer Verstegen, hoe voelt u zich?” Iemand had een hand op mijn schouder gelegd. Ik sloeg de ogen op en zag een ziekenbroeder naast mijn bed staan. Hoewel mijn gedachten al snel helderder begonnen te worden, lukte het me nog niet om te spreken. Ik bromde iets terug.

“ U bent een tijdje weggeweest. Gaat het al weer wat? Er is een grote kans dat u er na het ongeval weer helemaal bovenop komt. Rust nog maar wat uit. Als er iets is, moet u op het rode knopje drukken. Akkoord?”

De man knikte mij bemoedigend toe en verwijderde zich met zachte tred. Er zaten vilten hoezen om zijn schoenen.

Wacht ‘es even, dacht ik, als ik pas ben bijgekomen na een ongeluk, hoe is het dan mogelijk dat ik dit zaaltje herken? Tussen het tijdstip van het ongeval en het moment waarop ik hier wakker werd was ik buiten kennis. Toch staat dit vertrek me nog helder voor de geest. Ook de mensen die aan weerskanten van me liggen komen me bekend voor. Stonden zij niet als in trance naar hun eigen lichaam te kijken, terwijl ze met hun geest uitgetreden waren?

Het was alsof de videband van de droom in omgekeerde volgorde werd afgespeeld waarbij me telkens weer andere scênes te binnen schoten. Het dwalen door de gangen, de operatie waarbij ik de gedachten van de andere aanwezigen kon lezen…. al mijn herinneringen keerden terug. Met een schok realiseerde ik me, dat ik werkelijk buiten mijn lichaam was geweest. Geen twijfel mogelijk, het was allemaal écht! Ik mijmerde nog even na over de ster die ik het laatst had gezien, vlak voordat ik hier wakker werd. Was dat misschien het nieuwe Jeruzalem, de hoogste hemel, waar Christus Zelf woont?

Plotseling schoten me enkele dichtregels te binnen. Ze klonken me als muziek in de oren. Moeizaam draaide ik me om, op zoek naar papier en een pennetje. Op het nachtkastje vond ik een servetje en een balpen die een verpleegkundige per ongeluk had laten liggen. In een bijna onleesbaar handschrift krabbelde ik de woorden op die zich in me vormden:

Uit hellen en hemelen klimt Uw leven naar U op 
over de brug van licht die Uw Zoon naar ons sloeg 
tot elke grens van ruimte en tijd 
weer in de hoogste hemelen is opgeheven. 

En eindelijk voor anker gegaan, 
voorbij alle leed en alle pijn, 
zullen wij als goden zijn, 
de droom van het bestaan ontstegen. 

En ik wist het, mijn taak op aarde was begonnen. Vol verlangen zag ik uit naar het moment waarop ik uit dit ziekenhuis zou worden ontslagen. Met een glimlach op m’n lippen zonk ik weg in een droomloze, genezende slaap.

© Hendrik Klaassens

Door het Licht
kort verhaal over een fictieve bijna-dood-ervaring

Thomas Benedict Mellen is een kunstenaar die in 1982 een bijna-doodervaring overleefde. Hij was meer dan anderhalf uur klinisch dood en gedurende die tijd verrees hij uit zijn lichaam en ging het Licht binnen. Omdat hij nieuwsgierig was ten aanzien van het universum, werd hij meegenomen naar de verre diepten van het bestaan en zelfs daarbuiten in de energetische Lege Ruimte achter de Big Bang.

Wat zijn bijna-doodervaring betreft heeft Dr. Kenneth Ring opgemerkt: “Zijn verhaal is een van de opmerkelijkste die ik in mijn uitgebreid onderzoek naar bijna-doodervaringen heb meegemaakt”.

De weg naar de dood

In 1982 overleed ik ten gevolge van een terminale kanker. De toestand waar ik in verkeerde was niet meer te behandelen en elk soort chemotherapie die ze me nog konden geven zou me tot een plantaardig bestaan veroordelen. Ze gaven me nog zes tot acht maanden. Ik was in de zeventiger jaren een informatiefreak en ik maakte me steeds grotere zorgen over de nucleaire en de ecologische crisis e.d.

Dus, omdat ik geen spirituele basis bezat, ging ik geloven dat de natuur een vergissing had gemaakt en dat wij waarschijnlijk een kankerorganisme waren op de planeet. Ik zag geen enkele manier waarop wij uit de problemen konden komen en dus kreeg ik kanker. Dat doodde me. Wees daarom voorzichtig met je wereldbeeld. Die van mij was zeer negatief. Dat leidde me naar mijn dood. Ik probeerde allerlei soorten alternatieve geneeswijzen, maar niets hielp.

Dus ik stelde vast dat het nu alleen tussen mij en God ging. Ik had me nooit eerder met God beziggehouden. In die tijd had ik me nooit eerder met spiritualiteit bemoeid, maar nu begon ik aan een leertocht over spiritualiteit en alternatieve geneeswijzen. Ik begon van alles te lezen wat ik over die onderwerpen te pakken kon krijgen, want ik wilde aan die andere kant niet voor verrassingen komen te staan. Ik las over verschillende godsdiensten en filosofieën. Zij waren alle heel interessant en ze gaven me hoop dat er iets was aan de overzijde.

Vervolgens was ik in die tijd een zelfstandige kunstenaar in gebrandschilderd glas en ik was niet verzekerd tegen medische kosten. Dus ik moest zonder verzekering de medische wereld tegemoet zien. Ik wilde mijn familie niet financieel uitputten, dus besloot ik dit zelf af te handelen. Ik had niet voortdurend pijn, maar af en toe had ik last van blackouts. Ik kwam zover dat ik niet meer durfde te rijden en uiteindelijk belandde ik in een tehuis voor terminale patiënten.

Ik had een eigen persoonlijk begeleider. Ik was zeer gezegend met deze engel die met mij deze laatste fase inging. Het duurde ongeveer achttien maanden. Ik wilde niet veel pijnstillers innemen want ik wilde zo goed mogelijk bij mijn positieven blijven. Toen kreeg ik zoveel pijn dat ik aan niets anders dan aan pijn kon denken, maar gelukkig duurde dat niet meer dan enkele uren per dag.

Het licht van God

Ik herinner me dat ik op een morgen om ongeveer 4.30 uur ontwaakte en ik wist dat het zover was. Dit was de dag dat ik zou gaan sterven. Dus ik riep een paar vrienden en nam afscheid van hen. Ik maakte mijn begeleider wakker en vertelde haar dit. Ik had met haar de afspraak gemaakt dat zij mijn dode lichaam zes uur met rust zou laten, want ik had gelezen dat er allerlei interessante dingen met je gingen gebeuren als je stierf. Ik ging opnieuw slapen.

Het volgende wat ik me herinnerde was het begin van een typische bijna-doodervaring. Plotseling was ik volledig bewust en ik stond op, maar mijn lichaam lag in bed. Om me heen was het donker. Maar toen ik uit mijn lichaam stapte was alles zelfs veel levendiger dan in de normale ervaring. Het was zo levendig dat ik elk vertrek in het huis kon zien – ik zag de bovenkant van het huis, ik zag alles om het huis heen en ik kon onder het huis zien.

Ik zag Licht schijnen. Ik keerde mij naar het Licht. Dit Licht leek sterk op datgene wat vele andere mensen met een bijna-doodervaring hebben beschreven. Het was zo prachtig. Het is tastbaar, je kunt het voelen. Het is verleidelijk, je wilt er naartoe gaan zoals je naar de armen van je liefste moeder of vader wilt gaan. Toen ik me naar het Licht bewoog wist ik intuïtief dat ik zou gaan sterven als ik naar het Licht toe zou gaan. Dus, toen ik naar het Licht toeging zei ik: “Wacht even, laat ik hier even blijven. Ik wil hierover nadenken, ik wil graag even met je praten voordat ik ga”.

Tot mijn verrassing kwam die hele ervaring op dat moment tot stilstand. Je hebt inderdaad controle over je eigen bijna-doodervaring. Het is geen onherroepelijke reis. Dus mijn verzoek werd gerespecteerd en ik praatte wat met het Licht. Het Licht veranderde in verschillende figuren, zoals Jezus, Boeddha, Krishna, mandala’s, plaatjes van archetypes en tekens. Ik vroeg het Licht: “Wat gebeurt hier allemaal? Licht, wil jij je alsjeblieft voor mij verduidelijken. Ik zou heel graag de werkelijkheid van de situatie willen begrijpen”. Ik sprak niet precies die woorden uit, want het was een soort telepathie.

Het Licht antwoordde. De informatie die ik ontving was dat je geloof bepaalt welke feedback je krijgt alvorens je het Licht binnenkomt. Wanneer je een boeddhist, een Katholiek of een Fundamentalist was krijg je diezelfde feedback terug. Je krijgt een kans om hiernaar te kijken en het te onderzoeken, maar dat doen de meeste mensen niet. Toen het Licht zich voor mij onthulde, werd ik me ervan bewust dat ik werkelijk de matrix van ons Hoger Zelf zag.

Ik kan je alleen maar vertellen dat het veranderde in een matrix, een mandala van de menselijke zielen en dat wat we ons Hoger Zelf noemen een matrix is. Het is ook een verbinding met de Bron; ieder van ons komt rechtstreeks, als een directe ervaring uit de Bron. Wij allen hebben een Hoger Zelf, of overzieldeel van ons wezen. Het openbaarde zichzelf aan mij in zijn meest werkelijke energievorm. De enige manier waarop ik het zo goed mogelijk kan beschrijven is dat het Hoger Zelf meer een kanaal, een verbinding is. Het ziet er niet op die manier uit, maar het is een rechtstreekse verbinding met de Bron die ieder van ons in zichzelf bezit. Wij zijn direct verbonden met de Bron.

Dus het Licht liet me de matrix van het Hoger Zelf zien. En het werd me volstrekt duidelijk dat alle Hogere Zelven als één wezen verbonden zijn en dat alle mensen als één wezen verbonden zijn, verschillende aspecten van hetzelfde wezen. Het behoorde niet tot één religie. Dus dat kreeg ik teruggespiegeld. En ik zag deze mandala van de menselijke zielen. Het was het meest prachtige wat ik ooit gezien heb. Ik ging erin binnen en het was overweldigend. Het leek op alle liefde die je hebt gewild en het was het soort liefde dat verzorgt, heelt, regenereert.

Toen ik het Licht vroeg of het verder wilde gaan met verklaren, begreep ik wat de matrix van het Hoger Zelf is. Wij hebben een lichtraster om onze Aarde heen waarmee alle Hogere Zelven zijn verbonden. Het is als een groot gezelschap, een volgend subtiel energieniveau rondom ons, het geestelijk niveau, zou je kunnen zeggen. Toen, na een paar minuten, vroeg ik om meer opheldering. Ik wilde werkelijk weten wat het universum nu echt voorstelt en ik was bereid om op dat moment over te gaan. Ik zei: “Ik ben gereed, neem me”. Toen veranderde het Licht in het mooiste wat ik ooit heb gezien – een mandala van menselijke zielen op deze planeet.

Nu arriveerde ik bij mijn negatieve kijk op wat op de aarde gebeurde. Dus, toen ik het licht vroeg het voor mij op te helderen, zag ik in deze prachtige mandala hoe schitterend we zijn in onze essentie, onze kern. Wij zijn de meest prachtige schepselen. De menselijke ziel, de menselijke matrix die ons allen verbindt is absoluut fantastisch, elegant, exotisch, alles. Ik kan niet goed genoeg benadrukken hoe het mijn mening van de menselijke wezens op dat moment onmiddellijk veranderde.

Ik zei: “Oh God, ik wist niet hoe mooi we zijn”. Op elk niveau, hoog of laag, in welke vorm je ook bent – je bent de meest schitterende creatie. Het verbaasde me dat ik in geen enkele ziel boosaardige bedoelingen zag. Ik zei: “Hoe is dit mogelijk?” Het antwoord was dat geen enkele ziel in aanleg boosaardig is. De verschrikkelijke dingen die mensen kunnen overkomen, veroorzaken dat ze duivelse dingen doen, hoewel hun zielen niet het kwaad bezitten. Wat alle mensen zoeken, wat hen steunt is liefde. Het Licht vertelde me – wat de mens vervormt is een gebrek aan liefde.

De openbaringen van het Licht leken maar door te gaan. Toen vroeg ik het Licht: “Betekent dit dat de mensheid gered wordt?” Toen, als een trompetstoot met een waterval van spiraliserende lichten, sprak het grote Licht: herinner je dit en vergeet het nooit meer – jij redt, verlost en heelt jezelf. Dat heb je altijd gedaan, dat zul je altijd doen. Je werd geschapen met de macht om dat te doen, reeds voordat de wereld werd geschapen.

Op dat moment besefte ik zelfs meer …ik besefte dat WE REEDS VERLOST ZIJN en wij verlossen onszelf omdat we ontworpen waren om onszelf te corrigeren, evenals de rest van God’s universum. Hier gaat het allemaal om bij de tweede komst. Ik dankte God’s Licht uit heel mijn hart. Het enige wat bij me opkwam waren deze eenvoudige woorden die mijn volkomen waardering uitdrukte: “Oh mijn lieve God, lief universum, mijn lieve Grote Zelf, ik heb mijn Leven.lief.

“Het Licht leek me zelfs dieper in te ademen. Het leek alsof het Licht me volledig wilde opnemen. Het Liefdeslicht is tot op de dag van vandaag onbeschrijfelijk. Ik kwam een andere gebied binnen, nog dieper dan de vorige en ik werd me bewust van nog iets groter, veel groter. Het was een geweldige Lichtstroom, enorm groot en vol, in het Hart van het leven. Ik vroeg wat dit was.

Het Licht antwoordde: “Dit is de Rivier van het Leven. Drink dit mannawater en breng het naar je hart.” Dus dat deed ik. Ik nam een grote slok en nog een slok. Het indrinken van het Leven zelf – ik was in vervoering.

Toen zei het Licht: “Je hebt een wens.” Het Licht wist alles over mij, elk verleden, heden en toekomst.

“Ja!” fluisterde ik.

Ik vroeg of ik de rest van het Universum mocht zien, buiten ons zonnestelsel, buiten alle menselijke illusie. Het Licht vertelde me toen dat ik met de Stroom mee kon gaan. Dat deed ik, en werd door het Licht meegevoerd naar het einde van een tunnel. Ik voelde en hoorde een serie zeer zachte supersonische knallen. Wat een haast!

De Lege Ruimte

Plotseling leek het dat ik van de planeet weggeschoten werd op de stroom van het Leven. Ik zag de aarde verdwijnen. Het zonnestelsel zoefde in al haar schoonheid voorbij en verdween. Ik vloog sneller dan het licht door het centrum van de galaxy, nam nog meer kennis op. Ik leerde dat deze galaxy en alle sterrenstelsels in het Universum barsten van veel soorten Leven. Ik zag vele werelden. Het goede nieuws is dat we niet alleen zijn in het Universum.

Toen ik me liet meevoeren met deze bewustzijnsstroom door het centrum van de galaxy, brak de stroom uiteen in een geweldig aantal energiegolven. De superclusters van sterrenstelsels met al hun oude wijsheid gleden voorbij, terwijl ik ergens naartoe ging, eigenlijk naartoe reisde. Maar toen realiseerde ik me dat als de stroom groter werd, ook mijn eigen bewustzijn groeide met alles wat ik van het Universum opnam! Een schepping gleed aan mij voorbij. Het was een onvoorstelbaar wonder! Ik was werkelijk een wonderkind, een kind in Wonderland!

Het leek alsof alle creaties in het Universum voor mij oprezen en weer verdwenen in een fonkelend Licht. Bijna onmiddellijk verscheen een tweede Licht. Het kwam van alle kanten en het was zo anders – een Licht dat samengesteld was uit elke frequentie in het Universum. Ik voelde en hoorde opnieuw verschillende fluweelzachte supersonische knallen. Mijn bewustzijn of wezen ontplooide zich om contact te maken met het gehele Holografische Universum en meer.

Toen ik overging in het tweede Licht, werd ik me bewust dat ik zo juist de Waarheid had getranscendeerd. Op die manier kan ik dit het beste beschrijven. Toen ik het tweede Licht binnenkwam, ontvouwde ik me buiten het eerste Licht. Ik bevond mij in een diepe stilte, buiten alle stilte. Ik kon de EEUWIGHEID zien of onderscheiden, achter de Oneindigheid.

Ik was in de Lege Ruimte.

Ik was in de pre-schepping, vóór de Big Bang. Ik was voorbij het begin van de tijd – het Eerste Woord – de Eerste Vibratie. Ik was in het Oog van de Schepping. Het was alsof ik het Gezicht van God aanraakte. Het was geen religieus gevoel. Het was gewoon alsof ik één was met het Absolute Leven en Bewustzijn.

Toen ik zei dat ik de eeuwigheid kon zien of onderscheiden, bedoelde ik dat ik kon ervaren hoe de gehele schepping zichzelf voortbracht. Het was zonder begin en zonder eind. Dit zet je wel aan het denken, niet? De wetenschappers zien de Big Bang als een enkele gebeurtenis die het Universum creëerde. Ik zag dat de Big Bang slechts één van de vele Big Bangs is die de universa eindeloos en gelijktijdig scheppen. Je zou het kunnen vergelijken met supercomputers die fractale geometrische vergelijkingen gebruiken.

De Ouden wisten dit. Ze zeiden dat het Opperwezen periodiek nieuwe Universa uitademde en andere Universa inademde. Deze tijdperken werden Yuga’s genoemd. De moderne wetenschap noemde dit de Big Bang. Ik was in een absoluut, zuiver bewustzijn. Ik kon zien of voelen hoe alle Big Bangs of Yuga’s zichzelf schiepen en lieten verdwijnen. Ik beleefde ze alle gelijktijdig. Ik zag dat elk klein deeltje van de schepping die macht tot scheppen bezit. Het is erg moeilijk om dit uit te leggen. Ik ben hierover nog steeds sprakeloos.

Het kostte me jaren, nadat ik was teruggekeerd, om maar iets van de ervaring van de lege Ruimte in woorden uit te drukken. Ik kan je nu dit vertellen – de Leegte is minder dan niets en toch meer dan alles wat is! De Leegte is de absolute nul – de chaos vormt alle mogelijkheden. Het is het Absolute Bewustzijn, veel meer zelfs dan de Universele Intelligentie.

Waar bevindt zich de Lege Ruimte? Ik weet het. De Lege Ruimte bestaat binnen en buiten alles. Jij bent – zelfs nu in dit leven – altijd gelijktijdig in en buiten de Leegte. Je hoeft nergens heen te gaan of te sterven om daar te komen. De Leegte is het vacuüm of niets tussen alle fysische manifestaties. De RUIMTE tussen atomen en hun deeltjes.

De moderne wetenschap is deze ruimte tussen alles aan het bestuderen. Ze noemen dit het Nul-punt. Zodra ze het proberen te meten, raken hun meetinstrumenten van slag – zij kunnen de oneindigheid niet meten. Ze kunnen op geen enkele manier de oneindigheid nauwkeurig meten. Er bestaan meer nul-ruimtes in je eigen lichaam en in het Universum dan iets anders.

Wat de mystici de Leegte noemen is niet een lege ruimte. Het is zo vol van energie – een ander soort energie dat alles wat we zijn heeft gecreëerd. Alles na de Big Bang is vibratie, vanaf het eerste Woord, dat de eerste vibratie is. Het bijbelse ‘Ik Ben’ wordt echt gevolgd door een vraagteken. “Ik ben – Wat ben Ik?”

Dus de schepping is God die ZichZelf op elke voorstelbare manier verkend, in een voortdurend, oneindig onderzoek door middel van ieder van ons. Door elke haartje op je hoofd, door elk blad aan de boom, door elk atoom – onderzoekt God ZichZelf, de grote ‘Ik Ben’. Ik ben gaan zien dat alles wat bestaat, het Zelf is, letterlijk, jouw Zelf, mijn Zelf. Alles is het grote Zelf. Daarom weet God zelfs dat een blad valt. Dat is mogelijk omdat waar je ook bent het centrum van het universum is. Elke plek van een atoom is het centrum van het universum. Daarin bestaat God en God is de Lege Ruimte.

Toen ik de Leegte en alle Yuga’s of scheppingen onderzocht, bevond ik mij volledig buiten de tijd en ruimte zoals wij die kennen. In deze vergrootte staat, ontdekte ik dat de schepping gaat over het Absolute Zuivere Bewustzijn, of God, die in het Ervaren van het Leven verschijnt zoals wij die kennen. De Leegte zelf was verstoken van ervaring. Het is het pre-leven, voor de eerste vibratie. Het Opperwezen is meer dan Leven en Dood. Daarom is er meer dan het ervaren van ‘leven en dood’ in het Universum!

Ik was in de Leegte en ik was me bewust van alles wat ooit geschapen is. Het was net of ik door de ogen van God zag. Ik was God geworden. Plotseling was ik niet meer ik. Het enige wat ik kan zeggen was – ik keek door de ogen van God. En plotseling wist ik waarom elk atoom bestond en ik kon alles zien. Het meest interessante was dat ik uit de Lege Ruimte terugkeerde met het besef dat God daar niet is. God is hier. Daar gaat het allemaal om.

Dus deze voortdurende zoektocht van het menselijk ras om erop uit te gaan teneinde God te vinden … God gaf ons alles, alles is hier, dit is het belangrijkste. En waar wij ons nu bevinden – God’s onderzoek van God door middel van ons. De mens is zo druk bezig God te worden dat ze vergeten te beseffen dat ze God al zijn en dat God ons wordt. Daar gaat alles om.

Toen ik dit besefte, was ik klaar met de Lege Ruimte en wilde terugkeren naar deze schepping, of Yuga. Dit leek me de meest natuurlijke weg. Toen kwam ik plotseling terug door het tweede Licht, of de Big Bang en ik hoorde weer diverse supersonische knallen. Ik liet me door de bewustzijnsstroom door alle creaties meevoeren en wat was dat een gebeurtenis! De superclusters van sterrenstelsels die ik beleefde gaven me nog meer inzichten.

Ik passeerde het centrum van onze galaxy, wat een zwart gat is. Zwarte gaten zijn de grote processoren (verwerkingseenheden) of omvormers van het Universum. Weet je wat er zich aan andere kant van een Zwart Gat bevindt? Wij – onze galaxy – die vanuit een ander Universum zijn omgevormd, ‘gerecycled’. In zijn totale energieconfiguratie lijkt de galaxy op een fantastische stad van lichten. Alle energie aan deze kant van de Big Bang is licht. Elk subatoom, atoom, ster, planeet, zelfs het bewustzijn is van licht gemaakt en bezit een frequentie en/of deeltje. Licht is levend materiaal. Alles is uit licht gemaakt, zelfs stenen. Dus alles is levend. Alles is gemaakt uit het Licht van God, alles is zeer intelligent.

Het Licht van Liefde

Toen ik me liet meevoeren door de stroom, kon ik uiteindelijk een geweldig Licht zien naderen. Ik wist dat dit het eerste Licht was – de Lichtmatrix van het Hoger Zelf van ons zonnestelsel. Toen verscheen het gehele zonnestelsel in het Licht, wat gepaard ging met een van die supersonische knallen.

Ik zag dat het zonnestelsel waarin wij leven een groter, lokaal lichaam is. Dit is ons plaatselijk lichaam en we zijn veel groter dan we ons kunnen voorstellen. Ik zag dat het zonnestelsel ons lichaam is. Ik ben hiervan een onderdeel en de aarde is dit scheppende wezen dat we zijn en wij zijn hiervan een bewust onderdeel. Maar wij zijn hiervan slechts een deeltje. We zijn niet alles, maar we zijn dat deel dat weet dat het zo is.

Ik kon alle energie zien die dit zonnestelsel opwekt en het is een ongelooflijke lichtshow! Ik kon de muziek der sferen horen. Ons zonnestelsel genereert – zoals alle hemelse lichamen – een uniek lichtmatrix, geluid en trillingsenergieën. Ontwikkelde beschavingen uit andere sterrenstelsels kunnen het leven – zoals wij dit in het universum kennen – plaatsen, herkennen aan zijn vibratie of energiematrix. Het is een kinderspelletje. Het Wonderkind van de aarde (de menselijke wezens) maken op dit moment veel lawaai, zoals kinderen die in de tuin van het universum spelen.

De stroom bracht me rechtstreeks naar het centrum van het Licht. Ik werd omarmd door het Licht toen het me door zijn adem naar zich toetrok, waarop weer een andere zachte supersonische knal volgde.

Ik bevond me in dit Licht van Liefde terwijl de levensstroom door me heen vloeide. Ik moet opnieuw zeggen dat het de meest liefdevolle, oordeelloze Licht is. Het is de ideale ouder voor dit Wonderkind.

“Wat nu?” vroeg ik me af.

Het Licht legde me uit dat er geen dood bestaat, we zijn onsterfelijke wezens. We er altijd al geweest! Ik besefte dat we deeluitmaken van een natuurlijk levend systeem dat zichzelf eindeloos ‘recycled’, omvormt. Mij was nooit verteld dat ik terug zou komen. Ik wist alleen dat dit zou gebeuren. Het was zo logisch nadat ik alles had gezien.

Ik weet niet hoelang ik in het Licht was, in menselijke tijd. Maar er kwam een moment, toen ik besefte dat al mijn vragen beantwoord waren, dat mijn terugkeer aanstaande was. Toen ik zei dat al mijn vragen beantwoord waren, bedoelde ik dit letterlijk. Al mijn vragen waren beantwoord. Elk mens heeft een ander leven en moet een reeks vragen oplossen. Sommige vragen van ons zijn universeel, maar ieder van ons onderzoekt op zijn eigen unieke manier het Leven, zoals wij dit noemen. Dit geldt voor iedere levensvorm, van bergen tot aan elk blad van een boom.

En dat is erg belangrijk voor de rest van ons in dit Universum. Want het draagt allemaal bij aan het Grote Plaatje, de volheid van het Leven. Wij zijn letterlijk God die ZichZelf onderzoekt in een oneindige Dans van het Leven. Onze uniekheid versterkt, verbetert al het Leven.

De terugkeer naar de aarde

Toen ik aan mijn terugkeer naar mijn levenscyclus begon, kwam het nooit bij me op dat ik naar hetzelfde lichaam zou terugkeren. Het maakte me niets uit, ik had een volkomen vertrouwen in het Licht en in het levensproces. Toen de stroom samensmolt met het grote Licht, vroeg ik of ik nooit de openbaringen en de gevoelens zou mogen vergeten die ik aan de andere kant had meegemaakt.

Er volgde een ‘Ja’. Het voelde alsof mijn ziel gekust werd.

Toen werd ik opnieuw door het Licht meegenomen naar het trillingsgebied. Het proces werd omgedraaid en ik ontving zelfs meer informatie. Ik kwam thuis en ik ontving lessen over de mechaniek van de reïncarnatie. Ik kreeg antwoorden op al die kleine vragen van mij – hoe werkt dit, hoe werkt dat. Ik wist dat ik opnieuw zou incarneren. De aarde is een grote bewerker van energie en het individuele bewustzijn evolueert van het een naar het ander.

Ik zag me voor het eerst als een mens en ik was blij mens te zijn. Door alles wat ik had gezien, was ik al blij een atoom in dit universum te zijn. Eén atoom. Een menselijk deel van God te zijn … dit is de meest fantastische zegen. Het is een zegen die onze stoutste verwachting overtreft – een menselijk deel van deze ervaring te mogen zijn is overweldigend, schitterend. Elk van ons – wat we ook zijn, verknipt of niet – is een zegen voor de planeet, zoals we hier zijn.

Dus ik ging door het incarnatieproces en verwachtte als een baby geboren te worden. Maar ik kreeg een les in hoe de individuele entiteit en het bewustzijn evolueert. Dus ik kwam terug in dit lichaam. Wat was ik verrast toen ik mijn ogen opendeed. Ik weet niet waarom, want ik begreep dit, maar toch was het een grote verrassing weer terug in mijn lichaam te zijn, terug in mijn kamer met iemand die naar mij keek en huilde. Het was mijn verzorger. Ze was al anderhalf uur bij me nadat ze me dood had gevonden. Ze was er zeker van dat ik dood was, alle tekens van de dood waren er – ik werd al stijf.

We weten niet hoelang ik dood ben geweest, maar we weten wel dat ik na anderhalf uur werd gevonden. Ze had rekening gehouden met mijn wens om mijn dode lichaam enkele uren alleen te laten. Zij hadden een versterkte stethoscoop en veel manieren om de vitale functies te checken. Zij kon bevestigen dat ik echt dood was. Het was geen bijna-doodervaring. Ik heb de dood minstens anderhalf uur ervaren. Ze vond mij dood en ze controleerde mij met de stethoscoop, mat mijn bloeddruk en hartsnelheid. Toen ontwaakte ik en zag het licht buiten. Ik probeerde overeind te komen om er naartoe te lopen en viel uit mijn bed. Zij hoorde een bons, rende naar binnen en vond me op de vloer.

Toen ik herstelde, was ik zeer verbaasd over wat mij was overkomen. In het begin had ik geen enkele herinnering hieraan. Steeds opnieuw gleed ik weg uit deze wereld en bleef maar vragen: “Ben ik in leven?” Deze wereld leek meer op een droom als die andere. Binnen drie dagen voelde ik me weer normaal, helder, maar toch anders dan in mijn oude leven. Mijn herinnering aan mijn reis kwam later terug. Fouten zag ik niet meer bij de mens, zoals ik vroeger had gezien. Voor die tijd stond ik altijd met mijn oordeel klaar. Ik dacht dat veel mensen geschift waren, in feite dacht ik dat ze allemaal verknipt waren. Maar daar ben ik heel anders over gaan denken.

Ongeveer drie maanden later, zei een vriend dat ik me opnieuw moest laten testen. Dus ik ging naar het ziekenhuis en liet allerlei scans maken. Ik voelde me echt goed, dus was ik bang om slechts nieuws te krijgen. Ik herinner me de dokter die de eerste en de laatste scans zag en zei: “Welnu, er is niets meer te zien”. Ik zei: “Werkelijk, dit moet een wonder zijn?” Hij zei: “Nee, deze dingen gebeuren, het zijn spontane genezingen”. Hij deed alsof hij niet onder de indruk was. Maar, het was een wonder en ik was wel onder de indruk, zelfs indien ik de enige zou zijn.

De lessen die ik leerde

De mysterie van het leven heeft weinig te maken met intelligentie. Het universum is helemaal geen intellectueel proces. Het intellect is behulpzaam, het is briljant, maar we gebruiken dit nu te veel, in plaats van onze harten en de wijzere delen van onszelf.

Het centrum van de aarde is deze grote transmuteerder van de energie, zoals je kunt zien in de plaatjes van de magnetische velden van onze aarde. Dat is onze cyclus – het aantrekken van incarnerende zielen, steeds opnieuw. Een teken dat je menselijk niveau bereikt, dat je een individueel bewustzijn begint te ontwikkelen.

De dieren hebben een groepsziel en zij incarneren in groepszielen. Een hert zal altijd een hert zijn. Maar als mens geboren te zijn – of het nu misvormd of een genie is – laat zien dat je op weg bent om naar een individueel bewustzijn ontwikkeld te worden. Dit maakt weer onderdeel uit van het groepsbewustzijn dat mensheid wordt genoemd.

Ik zag dat rassen persoonlijkheidsclusters zijn. Naties zoals Frankrijk, Duitsland en China hebben ieder een eigen persoonlijkheid. Steden hebben persoonlijkheden, hun plaatselijke groepszielen trekken bepaalde mensen aan. Families hebben groepszielen. De individuele identiteit ontwikkelt zich als onderdeel van een fractal – de groepsziel onderzoekt onze individualiteit. De verschillende vragen die wij allen kennen, zijn zeer belangrijk. Op die manier verkent God ZichZelf – door middel van ons. Je zult je Zelf vinden en je zult God vinden in dat Zelf, want het is het enige Zelf.

Bovendien begon ik in te zien dat alle mensen zielmaatjes zijn. Wij zijn onderdeel van dezelfde zielopdeling in veel creatieve richtingen, maar zijn toch dezelfde. Nu beschouw ik elk menselijk wezen dat ik ooit zal zien als een zielmaat, mijn zielmaat, degene waar ik altijd naar uit heb gezien. Bovendien, de grootste zielmaat die je ooit zal krijgen ben jezelf.

Wij zijn zowel mannelijk en vrouwelijk. Wij ervaren dit in de baarmoeder en wij ervaren dit in de reïncarnatiestaat. Wanneer je die ultieme zielmaat buiten jezelf zoekt, dan zul je deze nooit vinden – hij of zij is niet daar. Net zoals God niet ‘daar’ is. God is hier. Zoek God niet buiten jezelf. Kijk in jezelf. Begin aan de grootste liefdesaffaire die je ooit hebt gehad … met je Zelf. Je zult vanuit hier alles liefhebben.

Ik ben afgedaald in wat jullie misschien de Hel noemen en het was verrassend – ik zag geen Satan noch duivel. Mijn afdaling in de Hel was een afdaling in iemands gebruikelijke menselijke ellende, onwetendheid en de duisternis van het niet-weten. Het leek wel een eeuwige ellende. Maar ieder van de miljoenen zielen rondom mij bezaten een klein sterrenlicht dat altijd beschikbaar was. Maar niemand scheen hier aandacht aan te schenken. Ze werden te zeer in beslag genomen door hun eigen pijn, trauma en ellende. Maar, na wat een eeuwigheid leek, begon ik het Licht te roepen, zoals een kind om zijn ouders roept voor hulp.

Toen opende zich het Licht en vormde een tunnel om mij heen en schermde me af voor al die angst en pijn. Zo is de Hel in werkelijkheid. Dus wij leren om elkaars handen vast te houden, om samen te komen. De deuren van de Hel staan nu open. Wij gaan ons met elkaar verbinden, wij houden elkaars handen vast en wandelen samen de Hel uit. Het Licht kwam naar mij toe en veranderde in een enorme gouden engel. Ik zei: “Ben je de engel van de dood?” Het liet me weten dat het mijn overziel was, de matrix van mijn Hoger Zelf, een superoud deel van onszelf. Toen werd ik door het Licht meegenomen.

Spoedig zal onze wetenschap de geest kwantificeren. Zal dat niet prachtig zijn? We hebben nu al apparaten die gevoelig zijn voor subtiele energie of geestenergie. De fysici gebruiken deze magneetringen om atomen op elkaar te laten botsen en de samenstelling te zien. Ze zijn gekomen tot quarks en charm en al die andere kleinste deeltjes. Welnu, op een dag zullen zij bij dat deeltje komen dat alles bijeenhoudt en ze zullen het God noemen.

Met magnetische ringen zullen ze niet alleen zien wat in een atoom zit, maar ze creëren ook deeltjes. Gelukkig hebben de meeste een kort leven van milli- en nanoseconden. Wij zijn gaan zien dat we ook creëren wanneer we hiermee doorgaan. Ik zal dan ook nooit vergeten dat ik in een gebied kwam waarbinnen een punt bestaat, voorbij alle kennis, waar wij de volgende fractal gaan scheppen, het volgende niveau. Wij hebben die macht om te creëren wanneer we ontdekken. En dat is God die zich door middel van ons uitbreidt.

Sinds mijn terugkeer heb ik het Licht spontaan ervaren en ik heb geleerd hoe ik bijna elk moment in mijn meditatie die ruimte kan binnengaan. Ieder van jullie kan dit. Je hoeft hiervoor niet te sterven. Het behoort tot je uitrusting – je hebt hiervoor al je circuits. Het lichaam is een universum van een ongelooflijk Licht. Geest probeert ons niet uit ons lichaam te duwen. Dit gebeurt dus niet. Stop met het proberen God te worden – God wordt jou – hier.

Het verstand is als een kind dat door het universum rent, het vraagt dit en terwijl het denkt schept het de wereld. Maar ik vraag je verstand: “Wat heeft je moeder hiermee te maken?” Dat is het volgende niveau van het spirituele gewaarzijn. Oh, mijn moeder! En plotseling geef jij je ego op, want je bent niet de enige ziel in het universum.

Een van mijn vragen aan het Licht was: “Wat is de Hemel?” Ik kreeg een rondreis langs alle hemels die geschapen waren – de Nirvana’s, de Gelukkige Jachtvelden, allemaal. Ik heb ze bezocht. Het zijn scheppingen van gedachtevormen die we hebben gecreëerd. Wij gaan niet echt naar de hemel – we worden omgevormd, ‘gerecycled’

© Thomas Benedict Mellen

Goede boeken om te lezen:

Eindeloos bewustzijn | Pim van Lommel
Tien jaar na Eindeloos bewustzijn is er een speciale jubileumeditie van Pim van Lommels bestseller over bijna-doodervaringen. Met zijn wetenschappelijke visie maakte Van Lommel veel los bij zowel medici als mensen die een bijna-doodervaring hebben meegemaakt. Nu is er een geheel nieuw voorwoord door de auteur geschreven om dit jubileum te vieren en te laten zien wat het boek teweeg heeft gebracht bij zowel de auteur als zijn lezers.

Bijna Dood Ervaringen | Bob Coppes
De 'zoektocht naar het licht' is gebaseerd op buitengewone ervaringen die mensen hebben gehad tijdens een levensbedreigende crisis waarbij artsen konden bewijzen dat alle lichamelijke functies waren uitgevallen (klinisch dood). De voorzichtige conclusie tot nu toe is, dat ons bewustzijn (ziel) een eeuwigheidaspect heeft dat blijft voortbestaan na onze fysieke dood. Tijdens een BDE ervaren mensen een onvoorwaardelijk liefhebbend licht, ontvangen zij inzicht in verleden, heden en toekomst en blijken zij na terugkeer in het lichaam gelouterd te zijn zonder angst voor de dood. Hiermee begeven BDE-en zich op religieus terrein. De auteur heeft daarom de Goddelijke informatie, verkregen middels BDE-en, vergeleken met de vijf grote religies: hindoeïsme, boeddhisme, judaïsme, christendom en islam. Hij beschrijft hun verschillen en overeenkomsten, hun inhoud, essentie en dwaze fixaties, waarbij vooral zijn neutraliteit opvalt en zijn vermogen de grote lijnen vast te houden waardoor een boeiend, helder overzicht is ontstaan. Een vlot geschreven, intelligent, inspirerend en verzorgd boek met een totaal nieuwe invalshoek, gevat in een schitterende omslag met foto's, genomen door de Hubble telescoop, bestemd voor alle lezers die zoeken naar de essentie van het licht. 

Leven na dit leven | Raymond A. Moody
Dr. Raymond Moody, filosoof en arts, deed diepgaand onderzoek naar het voortbestaan na de lichamelijke dood. Hiertoe ondervroeg hij talloze mensen die klinisch dood werden bevonden. Het opmerkelijke resultaat is, dat de verklaringen eensluidend zijn ten aanzien van een, ondanks diepe bewusteloosheid, helder functionerend bewustzijn en een exacte waarneming waarin het 'dode' lichaam zich bevond. Een detaillistisch onderzoek, soms wat in herhalingen vallend, maar het geeft een voortreffelijk beeld van wat klinisch doodverklaarde mensen ervaren. In deze uitgave is het eerder afzonderlijke verschenen vervolg, dat verder weinig nieuws toevoegt, opgenomen.

Uit Coma | Alison Korthals Altes
In 1990 belandde kunstenares Alison Korthals Altes na een zwaar auto-ongeluk in een Zuid-Frans ziekenhuis. In dit aangrijpende boek beschrijft ze haar ervaringen tijdens de periode dat ze in coma lag en in de halfbewuste toestand daarna. Ze vertelt over dromen, fantasieën en ontmoetingen. En over de altijd aanwezige zorg om haar dochter, die naast haar had gezeten tijdens het ongeluk: "Waar was ze toch? Leefde ze nog? Ja, ik hoorde haar stem. Ik verlangde zo naar haar, dat ik haar gewoon dicht bij me dacht." Maar vooral laat de schrijfster zien hoe ze, ondanks alles, bleef leven. Een boek over bet schemergebied tussen visioen en werkelijkheid, tussen dood en leven.